Museum van Deinze en de Leiestreek - Mudel

Geschiedenis

De Maricolen Gent-Deinze zijn een tak van de Maricolen, ook genoemd de Marollen, ontstaan in Dendermonde op 24 juli 1663, de dag dat begijn Anna Puttemans zich terugtrekt uit het begijnhof en gaat samenwonen met vijf medezusters. Ze vormen een “gemeente” en leven in armoede van hun handenarbeid.

In 1671 trekken enkele zusters op vraag van de bisschop naar Gent en richten een klooster op in de wijk Akkerghem (Ekkergem). Onder het Oostenrijks bewind (1713-1795) weet de “gemeente” zich met moeite te handhaven. Onder het Franse bewind worden de zusters in 1798 verdreven uit hun klooster in Akkergem. Enkele zusters blijven samenwonen in Gent tot ze in 1805 door de Franse prefect van het Scheldedepartement gevraagd worden de zorg op te nemen van het Gentse weeshuis “de rode lijvekens“. Dit weeshuis stond onder het beheer van de commissie der Civile Hospiciën (voorloper van het OCMW). Vanaf dan zullen de zusters zich wijden aan de opvoeding van de jeugd. Ze besturen het weeshuis met succes onder het Frans (tot 1815) en Nederlands bewind (1815-1830), tot zij in 1864 door het liberale Gentse stadsbestuur, dat geen religieuzen in de stedelijke instellingen duldt, worden afgedankt en uit het weeshuis verdreven. Ze vestigen zich in Deinze in het oud Blasiusklooster aan de Kaaistraat. Van daaruit zal de “gemeente” uitgroeien tot een echte kloosterorde die zich toelegt op de opvoeding van de jeugd en de zorg voor ouderen. Ze bouwen scholen in Deinze, Schellebelle, Maldegem, Petegem, Astene, Maldegem-Donk, Maldegem-Vossenhol, Gottem, Wieze, Maldegem-Strobrugge, Deinze-Kouter, Grammene, Gent ‘t Kerst, Deinze-ten Dries en rustoorden in Petegem-Deinze en Schellebelle.