Museum van Deinze en de Leiestreek - Mudel

Openingstoespraak Kamagurkistan

Toespraak door Dr. MBA Joost Vander Auwera,
Conservator aan het Departement Oude Kunst van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België te Brussel - Projectleider van het “Jordaens Van Dyck Panel Paintings Project” - Vice-President van het “Comité International d’Histoire de l’Art (C.I.H.A.)” te Parijs


Geachte dames en heren,

Om maar meteen met de deur in huis te vallen en te antwoorden op de vraag die in de titel van deze tentoonstelling schuil gaat: “De grenzen van de ernst” Waar liggen die? Mijn suggestie van antwoord is dat ernst best zijn grenzen zou kennen, anders wordt ze onverdraaglijk pompeus. Of erger. De remedie vanouds tegen de pretentie van de ernst, ik vertel u niets nieuws, is humor. Grenzen stellen aan de ernst: die levensnoodzakelijke rol vervult de nar al sinds mensenheugenis aan de hoven, die hoogmissen van macht en aanzien. Al lachend zegt de zot zijn waarheid. En als een echte Brugse zot veroorloof ik mij, u vanavond mijn begrensde waarheid te komen vertellen bij deze vernissage.

Humor die de ernst en de pretentie grenzen stelt, humor die de grenzen van het taboe met aplomb doorbreekt: het is duidelijk: die humor kan niet ernstig genoeg genomen worden. En dat geldt dus ook voor het werk van Kamagurka, zowel op het theaterpodium, op TV, op de plaat of in deze tentoonstelling. De kwinkslagen van de humor vormen de krenten in het deeg van het leven, of ook nog de gist die ons dagelijkse brood doet rijzen en het luchtig en verteerbaar maakt. Want al is ons broodkruim soms gedrenkt in het zout van onze bittere tranen, humor maakt dit tranendal draaglijk. Of zoals Godfried Bomans het eens fijnbesnaard verwoordde: “Humor is overwonnen droefheid”. – Dat is een weemoedige maar treffende definitie, humor die ons troosten kan, humor die broodnodig is.

De mildheid van die melancholie is ons recent helaas abrupt ontnomen: met z’n allen zijn we immers diep bedroefd geworden om de grenzen die geheel verkeerdelijk aan de humor worden gesteld. En zijn we er ruw aan herinnerd dat wie geen humor kent of waardeert, dat die zichzelf verabsoluteert, zichzelf niet relativeren kan, met zichzelf niet lachen kan, en ook niet toelaat dat met anderen wordt gelachen; en dat zo iemand daardoor gevaarlijk wordt. Een gevaar voor de vrije meningsuiting in de eerste plaats, uiteraard; maar in een breder verband ook levensgevaarlijk voor een gezonde democratie. Bloeddorstig gevaarlijk zelfs, want humor is bloedige ernst – de bloeddorstige aanslagen op Charlie Hebdo op 7 januari 2015 bewijzen hoe actueel die stelling is. En hoe ernstig haar tegenstanders humor nemen wanneer ze haar grenzen willen stellen.

Het is die humor die grenzen aftast, sarcastische, ongenadige harde humor, die van Hara-Kiri en van Charlie Hebdo – het is die humor die niet toevallig en naar eigen zeggen van Kamagurka, zijn voornaamste leerschool was. En waarvan de grenzeloze onbeschaamdheid nog steeds blijft nazinderen in zijn werk, gelukkig maar.

En gelukkig ook is Kamagurka een Belg en een Vlaming, en dus een vertegenwoordiger van een volk dat nog flink met zichzelf lachen kan, dat leeft in een surrealistisch, ja zelfs lichtelijk absurd land. Een land dat in zijn geschiedenis een gezonde reflex heeft ontwikkeld tegen een al te dominant centraal gezag en dat met plezier elke autoriteit een neus zet. En een volk van kunstenaars, schilders en tekenaars bovendien. De historicus in de kunsthistoricus in mij wil u er ook graag aan herinneren dat de Belgische grondwet in de jaren 1830 één van de meest liberale in de wereld was en met name zeer veel persvrijheid toeliet: wie de karikaturen ziet die over Leopold II konden worden gepubliceerd, gelooft zijn eigen ogen niet. De weerslag van die vrijhaven voor bijtende spot is in die periode overigens ook te vinden in de schilderkunst van James Ensor met zijn sarcastische kritiek op het maatschappelijke bestel van zijn tijd. En toch is hij baron geworden!

Het is dus geen toeval dat de kritiek Kamagurka’s werk zo vaak karakteriseert als van een vlijmscherpe, absurde en surrealistische humor. En dat recensenten in zijn werk zovele speelse verwijzingen aanwijzen kunnen naar artistieke stromingen en grote kunstenaarsvoorbeelden, van kubisme tot Picasso.

Maar belangrijker nog is het vast te stellen dat Kamagurka’s succes blijft duren, ook in een land dat rijk is aan jong wolven met de tekenpen in schaapsvacht, zoals Jonas Geirnaert. Ja ik beken het, als ik een Humo koop ga ik eerst naar Kama’s nieuwe humorvondst bladeren en naar Cowboy Henk, gevolgd door Dwarskijker; en dan pas lees ik de reportages van het titelblad: ook na zovele jaren kan Kama nog steeds verrassen en blijft hij fris van de lever.
Waaraan zou dat liggen?

Vooreerst is er die onnavolgbare tekenstijl, die aan haar oorspronkelijke invloeden en inspiratiebronnen is ontgroeid en zelf nieuwe normen stelt: herkenbaar als één uit de duizend, de uitzonderlijke persoonlijkheid die het kenmerk is van de groten. Die tekenstijl – en hier spreekt de kunsthistoricus in mij – is summier en synthetisch en toch is Kamagurka in staat om met die beperkte middelen, karakters van allerlei slag te vatten en emoties zeer expressief en genuanceerd te typeren. Zoals bij alle grote meesters wordt het meest treffende resultaat behaald met een grote economie aan middelen.
Ten tweede is Kamagurka een rasechte verhalenverteller. Dat verhalen vertellen zit hem niet enkel in de tekening die een situatie in één oogopslag herkennen laat, maar ook in de gevatte teksten en replieken. Kamagurka is een meester van de pointe. Een getekende dialoog als tussen een prostituee en een potentiële klant , ik citeer Klant: ”Wat doet u voor 15 Euro? Antwoord: “Uw vrouw bellen om te zeggen dat ik u niet ken”, Of een titel van een album als, ik citeer: “Vader dronk. En moeder at”: wie verzint nu zo iets? Dat kan toch alleen maar Kamagurka zijn! ?

Het is niet verwonderlijk dat Kamagurka als onuitputtelijke verteller en verzinner van visuele moppen de scenario’s van Cowboy Henk voor zijn rekening neemt en dat Herr Seele ze uittekent. En evenmin verbaast het ons dat Kama bij de theatershows van het olijke tweetal, veelal fungeert als aangever.

Daarenboven hebben de tekenaar en de tekstschrijver – zoals het een Vlaming betaamt - een zwak voor de underdog. Die daarna natuurlijk flink in zijn hemd wordt gezet.
Is dit het toppunt van cynisme? Zijn de verwijten van cynisme en de verongelijkte lezersbrieven aan Kamagurka’s adres terecht?

Ik denk het niet. Hier raken wij des poedels kern. Die poedel is via Godfried Bomans (hij weer) en via Frits Bolkestein het Nederlandse taalgebied binnen getrippeld. En wel vanuit Duitsland. Nota bene met een stamboom die teruggaat tot een monument van de Duitse literatuur: Goethe’s Faust. Waarin Faust die onschuldig uitziende en tot een krullenbol getrimde viervoeter meeneemt in zijn studeerkamer, maar waar het beest zich - als een echte wolf in schaapsvacht – in een geur van zwavel en pek metamorfoseert tot de duivel Mefistofeles.
Als Kamagurka cynisch wordt genoemd, het cynisme dat zich laat kennen in het schaamteloze, het gebrek aan enig respect voor autoriteit, voor het gezag van instituties of voor de gevolgen van eigen handelen, al dan niet een rookgordijn optrekkend voor de wanhoop voor het absurde van de zin van het leven, ja dan raken wij des poedels duivelse kern: want wie zijn de ware cynici en de echte duivels, diegenen toch die spotten met het leven en met andermans leven en die doden om een tekening!?

Als humor overwonnen droefheid is, dan is absurde humor overwonnen ernst. De toestand is absurd en maakt hopeloos en radeloos voor wie weemoedig wordt bij alle contradicties en alle onzin in dit ondermaanse. Hopeloos maar niet ernstig. Want we gaan onvermoeid door zoals Sisyphus die telkens weer zijn rotsblok de helling oprolt en nooit slaagt de hopeloosheid van zijn lot te verslaan; maar die zoals Camus stelt in de laatste zin van zijn gelijknamige roman, desalniettemin gelukkig is : “Sisyphe, il est heureux.”
Hiermee kom ik zelf aan de laatste paragraaf van mijn betoog en ik hoop dat het gewicht van dit relaas toch niet te zwaar om rollen was en het hellend vlak waarop ik u uitnodigde niet te lang.

Kijk, beste dames en heren, met de Brexit zijn ze er nog lang niet uit, te weten met die grens tussen Noord-Ierland en Ierland. Maar wij zelf zijn wel - met z’n allen, zo mag ik hopen – al tot een akkoord gekomen: te weten in onze eensgezinde en grimlachende bewondering voor de spitante wijze waarop Kamagurka ons terzelfdertijd kan choqueren en aan het lachen doet brengen.

Ik dank u voor uw aandacht.